Hooggeëerd publiek, welkom op 'la dakh' van de wereld (album 44)

24 september 2017 - Leh, India

Een man ligt bloedend op de grond bij een auto. Politie met stokken staan er omheen. Geen vrolijke foto voor op de voorpagina van de Indian Times. En de krantenkop liegt er niet om, de man is dood. Het zal je broer of zoon maar zijn. Ook goedemorgen. Thomas leest de krant in het vliegtuig. Door deze incidenten in Amritsar zijn wij soort van in de hemel, we zijn namelijk nog hoger dan het dak van de wereld en het is hier hemelsmooi. Je zou haast denken dat de naam ‘La dakh’ Indiaas is voor het dak. De witte toppen van de Himalaya zijn zo dichtbij dat we ze haast aan kunnen raken. Zo laag vliegen we, nou eigenlijk zijn de bergtoppen zo hoog. De kou van de sneeuw en hoogte kan ik voelen, maar dat komt wellicht door de airco, die zo koud staat dat hij het kippenvel op mijn huid blaast.
De piloot zegt dat we zojuist op 3600 meter hoogte zijn geland, in Leh. De beste man waarschuwt ons voor de sterke Uv-straling en raadt aan een zonnebril op te zetten. Door het lage zuurstofgehalte moeten we het 48 uur rustig aan doen en extra water drinken volgens de pater des airplanas. Dus bewapend met drieënzestig hoogteziektepillen, vijftien liter water en een zonnebril op verlaten we als een soort men in black -maar dan niet in het zwart en over mijn mannelijkheid valt te twisten- het vliegtuig. Buiten zien we gewapende mannen -en dan heb ik het niet over water en pillen-, prikkeldraad en tanks. Gezellig welkom. Maar kunnen wij deze koude hoge oorlog wel aan, kom maar door met de herrie. Maar er is allesbehalve herrie. Stilte voor de storm? Radiostilte? Nee, het is anders. Een stilte die ik niet ken, een serene rust. Komt het door de hoogte dat er een bijzondere stilte heerst? Of zitten mijn oren gewoon nog dicht van de druk? Hoe dan ook, het is indrukkend. Een brullende Royal Enfield verstoord op brute wijze de stilte en komt ons reisleventje binnenrijden. Hallo daar. Thomas is opslag verliefd en als een zombie in trance wordt hij zo naar een verhuurbedrijf gelokt. We regelen voor tien dagen twee motoren, eentje van 350 cc voor mij en eentje van 500 cc voor Thomas -ja, alles voor het strelen van zijn ego. En het is ook wel handig als ik mijn knecht op wielen ook enigszins te baas ben, want die beesten zijn me een partij zwáar, net tanks.
Mag ik jullie voorstellen aan Desert Storm en Black Donkey.

Voordat we ze gaan rijden moeten we eerst nog een paar dagen rust houden, ons lijf moet acclimatiseren en wennen aan het hoogtemonster. Wat overigens aardig lukt met behulp van de pillen. Ze nemen hun taak als vochtafdrijvers belachelijk serieus, elk uur moet ik stralen als een reiger en mijn oogbollen zijn acuut incontinent. Hellup, waar kan ik de oogluiers vinden?! Er komt geen eind aan de waterval die over mijn wangen stroomt. Ondanks de verlaging van de dosering ben ik al twee dragen aan t tranen deppen, de Victoria Falls zijn er niks bij. Toch maar de wijze raadgever Google om medisch advies vragen. Hij vertelt me dat ik waarschijnlijk een lasoog heb -of een oogtumor, een netvliesontsteking, beginnende staar of een combinatie van die drie- wat is internet toch een fijne raadgever. Een lasoog klinkt het meest waarschijnlijk als ik de symptomen zo zie. Maar hoe de fuck krijg ik een lasoog zonder iets gelast te hebben?! Dat is dus niet eerlijk. Maar dan is daar Wikipedia, nog zo’n snuggere allesweter, die me vertelt dat een lasoog ook een sneeuwoog genoemd wordt. Aha hebbes, ik heb de oorzaak te pakken. Die o zo gevaarlijke Uv-straling is te diep mijn oogkas doorgedrongen en staat nu op mijn netvlies gebrand. Nou lekker dan. Een schadevergoeding vragen aan meneer Ray-Ban heeft weinig zin en om de sneeuw daar aansprakelijk te stellen is ook zo omslachtig. Volgens geneesheer Google en wijsneus Wiki moet ik de felle zon en sneeuw even vermijden en dan gaat het vanzelf over. Dus sluiten we onszelf een paar dagen op in ons hotel. Dat is geen straf, want dit mooie hotel, omringd door de bergen, met een mooie tuin en een goed bed, leent zich daar prima voor. Bovendien worden we goed verzorgd door de BC, de kerstelf en de mustache. De BC spreekt Engels, geeft leiding, zorgt dat alles soepel verloopt. De kerstelf is een klein opdondertje van 1.35 meter en grote oren. Gezien dat zijn baan bij de kerstman in de zomermaanden op een behoorlijk laag pitje staat, verruilt hij zijn groene pak met puntmuts voor een spijkerbroek en klust ie bij in dit hotel in de Himalaya. De mustache is van de bedienende uitvoering en bezorgt ons de schalen met heerlijk eten voorzien van hier en daar een verloren snorhaar.

Had ik al gezegd dat mijn onderkin zich inmiddels verdriedubbeld heeft? Dit fenomeen wordt ook wel vollemaansgezicht genoemd volgens de wél betrouwbare (en dus niet te ontkennen) bijsluiter. Ik zit er niet op mijn best bij zal ik maar zeggen, met een plofkop waar meneer bol.com jaloers op is, een koortslip (kadootje van moeders waarschijnlijk) en traanogen waar een huilbaby niet tegenop kan. Vanwege ethische redenen en uit respect voor de kijker thuis zijn er geen foto’s van dit fraaie voorkomen. Maar rust, pillen en slapen helpt.
Na twee dagen ons verschanst te hebben, zijn we het leven als kluizenaar zat. We gaan vandaag een wandeling maken om te polsen hoe het met ons acclimatisatieproces staat. Dapper en volle moed -we voelen ons verrassend goed- gaan we naar de Shanti Stupa hier bovenop een heuvel. Na een kilometer wandelen komen we aan bij de trap die ons naar de stoepa leidt. Er is nog weinig aan de hand, we zijn niet kortademig, geen hoofdpijn en ook niet misselijk. Volgens mij overdrijven mensen enorm over die hoogte of het zijn aanstellers. Dus hop, die trap op, 480 treden liggen te popelen om bewandeld te worden. Na ongeveer twintig treden voel ik mijn hartslag al stijgen en na vijftig treden hangt mijn tong op mijn schoenen en hijg ik als een paard met astma. Wat valt dit tegen. Zelfs (!) Thomas moet na elke twintig treden een pauze nemen om weer op adem te komen. Het hoogtemonster is in de aanval gegaan. Wij kunnen niet veel meer dan toegeven zijn en als uitgedroogde slakken naar boven kruipen. Die trap lijkt overigens met ons te sollen, steeds als we even niet kijken dan vermeerdert ie zichzelf met een paar treden, ik weet het zeker! Maar na ruim een half uur komen de gekleurde gebedsvlaggetjes op de top steeds dichterbij. Ondertussen worden we ingehaald door een lokaal jochie die fluitend naar boven huppelt. De valsspeler. De stoepa is prachtig, net als het uitzicht over Leh. We made it. Elke honderd meter die je stijgt op zo’n hoogte hakt er in, we moeten oppassen dat we geen hoofdpijn krijgen of misselijk worden, als dat gebeurd moeten we direct naar beneden. Gelukkig hebben we daar geen last van, dus in die zin valt het ons mee. Maar vanmorgen hadden we ons voorgenomen om vanmiddag nog een wandeling te gaan maken (naar een paleis die hier ook op een andere heuvel ligt), maar dat plan wordt onmiddellijk van de agenda gehaald. Wij hebben ons portie zuurstoftekort voor vandaag wel gehad en besluiten de rest van de middag een serie te gaan kijken.

Thomas wordt wakker als een blij jarig kind die zijn cadeau krijgt, vandaag staat de eerste motorrit op de planning. Om te wennen aan de motor en aan de hoogte, gaan we een niet al te lange tocht maken en komen we eind van de middag hier weer terug. De eerste meters ga ik niet harder dan de lokale ezels en koeien die hier in de straten sjokken, maar als we het stadje uit zijn, durf ik langzamerhand steeds meer het gas open te trekken. Ik blijf het altijd nog spannend vinden en het is lang geleden dat ik op een echte motor gereden heb (sorry voor de belediging Jack en Patricia, maar jullie waren niet meer dan een opgepimpte brommer). De wegen zijn hier over het algemeen goed geasfalteerd en er is amper verkeer.

Een tijdje terug appte ik een foto van een weg vol bochten naar Thomas, om hem te overtuigen dat we naar het noorden van India moesten gaan. Hij werd door die foto meteen enthousiast en zag zichzelf daar wel rijden op een motor. En nu, anderhalve maand later, zie ik de foto tot leven komen en zie ik Thomas daadwerkelijk die bochten bedwingen. De weg hier op deze berg is een stuk slechter dan op die foto leek. Bij aankomst bij deze weg worden we door wegwerkers al gewaarschuwd dat deze weg niet begaanbaar is. Maar zo eigenwijs als we zijn willen we het toch proberen. De vele gaten en stenen maken het ons inderdaad moeilijk, maar met een snelheid van 20 á 30 km per uur is het te doen. De bochtenweg is zo’n 20 kilometer lang maar als we bijna boven zijn kunnen we ineens niet verder. We hoeven nog maar twee kilometer voordat we bij de top zijn, maar een grote sjofel blokkeert de weg. Eigenlijk blokkeert een enorme berg stenen de weg, voorlopig is dit nog niet opgeruimd en zit er niks ander op dan om te keren. Dat is even balen, maar we zijn vooral blij dat we het grootste deel van deze weg wel hebben kunnen doen. Deze dag was een goed voorproefje en belooft veel moois en goeds voor de komende dagen.

In de avond bereiden we ons voor op de negendaagse motortocht en doen we de nodige inkopen. Handschoenen (tegen verbranden en tegen kou -ik weet, tegenstrijdig), jerrycans voor benzine (er zijn bar weinig bezinepompen), gebedsvlaggetjes voor aan het stuur (is een goede traditie hier, brengt geluk), een muts (Thomas’ oren verdienen ook een bontje), een helm die past (die ik vandaag op had waaide steeds bijna van m’n hoofd, de motorbaas betaalt) en wat proviand (kilo’s koekjes). Thomas regelt de permits, een toestemmingsformulier om bepaalde gebieden in te mogen en ik pak een tas in met voor acht dagen kleding. De andere tas mogen we in het hotel laten, dat scheelt een hoop gezeul.

We beginnen de tocht met het trotseren van de hoogste begaanbare motorweg van de wereld, de Khardung La Pass. Over ongeveer 40 kilometer moeten we op de top aankomen en dan hoeven we nog maar 70 kilometer naar het dorpje waar we willen overnachten. Dat moet goed te doen zijn, gisteren hebben we meer kilometers gemaakt met ook flink wat bochten. Maar gisteren regende het niet en gisteren reden we niet op 5602 meter hoogte, dus gisteren hadden we géén last van de vrieskou, mist/ wolken, constant beslagen vizier, zere paarse vingers (ik schrok ervan toen ik mijn handschoen even uitdeed), droge kapotte lippen en continu een volle blaas door die verrekte pillen. Nee, gisteren waren we niet misselijk en dizzy door het zuurstoftekort (op deze hoogte 50% minder zuurstof dan op zeeniveau). En waren we gisteren nog gezegend met de snelweg met wat gaten en stenen, vandaag is er amper sprake van een weg en moeten we door kuilen, diepe plassen en over keien, wat zeg ik, rotsblokken. De acht lagen bovenkleding (niet overdreven) maken dat ik het volhou, want van de natte en bijna bevroren broek (en legging) die aan mijn benen kleeft moet ik het niet hebben.

Mijn respect voor Gert Jan is groter dan ooit, want hij heeft deze pas een paar jaar geleden op zijn racefiets gereden! Op de top schieten we snel wat foto’s en lach ik als een bevroren boerin met kiespijn, Tijdens het drinken van warme thee kan ik mijn handen amper stilhouden van de kou. Na 20 minuten moeten we echt gaan afdalen, ik voel me voel me niet fit. Na tien kilometer hobbelen, het oprapen van Thomas -is ongewenst afgestapt-, komen we ein-de-lijk weer op een geasfalteerde weg. Ik ben in staat om af te stappen en de weg te kussen en Thomas viert de overwinning -want zo voel het- met een vuist in de lucht. Man, wat een uitdaging, maar man, wat is dit gaaf! Wij kunnen de wereld aan en met een big smile en stijgende temperatuur rijden we de Nubra vallei in. Echter blijken we niet onoverwinnelijk en worden we vijf kilometer voor de eindstreep verrast door een lekke band. Ongelofelijk dat we de mega motoronvriendelijke wegen in de bergen zonder (motor)problemen trotseren, maar dat een lullig drempeltje hier in het dorp de das om doet. Later blijkt het om een indringende spijker te gaan, doe je niks aan. Gelukkig is er een motorshop in de buurt -de gave om binnen 1 km van een shop te stranden bezit ik nog steeds- en hebben we een compleet reservewiel bij ons.

Een keiharde snorkel van minstens tien seconde galmt door de vallei, jaloersmakend kijk ik naar de schetende kameel die op zijn beurt ongegeneerd mij aanstaart. Ondertussen gaat zijn hele bakkes heen en weer en vrees ik dat ie elk moment een grote fluim mijn kant op gaat spugen. Ok, het is dan wel geen lama, maar hij lijkt er toch verrekte veel op en ik voel dat de basterd me uitdaagt. Kort overweeg ik of ik hem voor moet zijn, de aanval is soms de beste verdediging ten slotte. Dus ik ben een flinke fluim aan het kweken, maar dan verman ik me, ik laat me toch zeker niet verlagen tot een schizofrene kameel die denkt dat die een lama is?! Bovendien is ie een stuk groter -wat een joekel van een beest-, zwaarder en sneller, ik ben dus kansloos. Kansloos, maar wel knapper. Want man, want is ie lelijk. Net zoals de yaks trouwens, die een stukje verderop staan. De koeien met hun lange dreadlocks en kromme horens verdienen niet bepaald de schoonheidsprijs. Nee, ik geloof dat ik de ezels dan nog het leukst vind om te zien, hoewel ze wel heel droevig kijken.

We verlaten deze Himalayaanse uit de kluiten gewassen kinderboerderij om te gaan kijken bij een grote gouden Boeddha en een klooster. Bij alle Boeddha’s en stoepa’s staat een bordje dat je met de klok mee moet lopen en als je drie rondjes loop dan leef je langer. Na deze reis (met overdreven veel Boeddha’s en andere religieuze bouwwerken) hebben we dus onze levens minimaal met 182 jaar verlengd, dat is mooi meegenomen. De weg naar deze Boeddha lijkt wel een circuit, net zoals de vele andere wegen hier in de Nubra vallei. Het is zonder twijfel het mooiste motorrijgebied met de meeste bochten ter wereld. Al die bochten maakt het rijden behoorlijk intensief en als het dan ook nog begint te regenen zijn we er klaar mee voor vandaag.

Opzoek naar een slaapplek dus, die hier een stuk schaarser zijn dan in de rest van India. Het valt niet mee, het eerste hotel is ver boven ons budget, het tweede hotel is niet meer in gebruik, bij het derde hotel is de eigenaar niet thuis, het vierde hotel zit vol, maar bij het vijfde hotel is het eindelijk raak. Gelukkig maar, want het begint al laat te worden en inmiddels zijn we verkleumd door de regen en kou. Een warme douche, een lekker maaltje en dan naar het heerlijke bed. Want morgen hebben we een lange rit naar Leh voor de boeg en moeten we de hoge heftige pas weer over. Brrr ik vrees ervoor.

Maar het valt vandaag reuze mee, kinderspel vergeleken met gisteren. Het is droog en daardoor niet zo koud. Het is minder bewolkt/ mistig, dus we genieten nu meer van de mooie uitzichten. Begin van de middag zijn we al terug in Leh en worden we weer verwelkomd door de BC en de kerstelf.  We vertroetelen onszelf en de motoren, onszelf met een lekker stukje yakkaas en de motoren worden hier en daar voorzien van een extra schroefje of olie. We nemen onze voorlopig laatste douche en slapen onze laatste nacht op een fatsoenlijk bed, al weten we dat nu nog niet. Want wat zijn de dagen die volgen primitief zeg, alsof we 100 jaar terug in de tijd leven. We slapen op houten krakkemikkige bedjes met daarop een heuponvriendelijk matjes en astma-opwekkende dekens, soms liggen de dunne matrasjes op de grond. De badkamers zijn niet meer dan een emmer water en een gat in de grond. Er is maar een paar uur per dag stroom en geen internet. Dat laatste is overigens prima. De stroom wordt hier opgewekt met zonnepanelen, hoe trendy is dat. Ze lijken hier in het Noorden sowieso milieubewuster, je ziet amper afval op straat en de tasjes in de shops zijn niet van plastic maar van stof.

Een helderblauw meer omringd door besneeuwde bergtoppen, een groep geiten sjokt rustig voorbij terwijl het zonnetje de vallei voorziet van warmte en intense kleuren. Het zou zo een shot uit een Disneyfilm kunnen zijn. Maar hier is geen Tarzan, Mogli of Pocahontas te bekennen. Nee, ik zie alleen Thomas met zijn voeten omhoog door een diepe plas rijden en verder is er he-le-maal niemand. Een groepje eenden sieren de waterkant en twee roofvogels komen laag overvliegen. Hoe fucking mooi is dit! Zelfs als het zonnetje overmeesterd wordt door donkere wolken is het nog net zo prachtig. De donkere luchten, de ineens harde wind en de regen die je aan de overkant van het meer ziet vallen is mysterieus. Om te voorkomen dat we door een regenbui opgeslokt worden, schuilen we bij een familie. Zij zijn een grote tent aan het opvouwen en ik bied de hulp van Thomas aan. Ja, hee, iemand moet de foto’s maken. De familie biedt een lunch aan als bedankje voor onze hulp -nou ja, Thomas’ hulp dus, maar ze nemen mij er voor lief bij- en we mogen er niet voor betalen. Voordat we weggaan leggen we stiekem een briefje van 500 roepie (= 6,5 euro) onder de rijstpan op tafel.

Ondertussen gedraagt het weer zich als een ontregelde borderliner en wisselt haar stemming elk half uur, zo zitten we te fikken in de zon en zo zitten we binnen vanwege de regen. Net Nederland, maar dan anders. We zijn bij Pangong Lake, bij de grens van China. Ongeveer 40% van dit meer ligt in Inda en de grotere wederhelft is aan China toebedeeld. Ik had bijna opgeschreven dat dit het hoogste meer van de wereld is, maar meneer Google steekt daar zojuist een stokje voor. Ik wil niet overdrijven (dat past immers niet bij me), dus ik zeg alleen maar dat het dit meer op 4250 meter hoogte ligt -en dat is echt waar- en dat is pleurishoog. Om hier te komen moeten we wederom een pas van meer dan 5300 meter hoog over. Het is bijzonder dat hier in de bergen bijna bij elke bocht een bordje met ‘horn please’ staat. Verder passeren we een aantal militaire gebieden, er zijn hier meer soldaten dan toeristen en bewoners. Maar Ladakh ligt dan ook tussen de twee heethoofden Pakistan en China in. Op een paar gevechtsstraaljagers na, zien we weinig activiteit en lijkt het nu rustig in dit gebied.

We slapen in een primitieve homestay waar we in smakeloos maaltje voorgeschoteld krijgen, ze hebben hier weinig middelen om goed te kunnen koken. Mijn chique uitziende Indiase tafelgenote boert tijdens het diner welgeteld drie keer full power in mijn rechteroor. Ik geloof dat ik me hier wel thuis voel. Hoewel, ’s ochtends word ik wakker door een groepje mannen die flink staan te rochelen onder ons raam en als ik ergens niet tegen kan…

Een eigenwijze marmot staat te lekker te chillen in de zon. Dan heb ik het niet over zo’n haarbal die in de Nederlandse huiskamer in een te klein kooitje worden gehouden, maar een veel groter mormel die hier wild in de Himalaya leeft. Met een dikke vacht tegen de kou. En het is behoorlijk koud, de bergen zijn vandaag veel meer besneeuwd dan eergisteren op de heenweg. Terwijl Thomas een kopje warme theedrinkt bij zijn kameraden op de militaire basis, schiet ik een paar foto’s in de besneeuwde vallei. Ineens loopt er een wolf voor mijn camera langs, hij gaat zitten en jankt een compleet orkest bij elkaar. Ok, toegegeven, Thomas geloofde mij ook al niet. Maar het had zo kunnen zijn, want er liep een poolhond (geen idee welke) die prima als wolf door had kunnen gaan.
Ik denk dat onze militaire vrinden beter hun colonne kunnen gaan tellen, want volgens mij ontbreken er het een en ander. Onderaan het dal zien we namelijk twee vrachtwagens met hun pootjes omhoog liggen. Ai, dat is niet helemaal volgens planning. Of wel?

Op de top van de pas is het uitzicht nu adembenemend, letterlijk, gezien hier het zuurstofgehalte ook maar 50% is. De lucht is wel helder waardoor we mooie vergezichten hebben. De blauwe lucht en de ezel op de voorgrond maakt het tot een jofel geheel. Inmiddels hebben we een vast structuurtje ontwikkeld die we op elke top afdraaien; plassen, theedrinken, maggie eten (is een noedelssoep), onze handen weer tot leven blazen, selfies maken, nog een keer plassen en zorgen dat je binnen een half uur weer aan de afdaling begint. Een afdaling die vandaag soepel verloopt. Beneden hebben we nog voldoende tijd en energie over dat we besluiten om de route van vandaag uit te breiden met 150 kilometer. De weg is goed en we hoeven geen pas over, dus dat moet lukken. Eerst de tanks van onze trouwe tweewielers aanvullen met de nodige proviand en dan zijn onze eigen tanks aan de beurt. Thomas neemt chai, een kruidige thee met melk en een berg suiker (getsie). Geef mij maar een gewone thee, dan ben ik in ieder verzekerd dat mijn tanden niet afbrokkelen. Naast ons zitten twee Indiërs waar we een praatje mee maken. Zij weten ons te vertellen dat er nog een weg is naar onze bestemming, minstens zo mooi en de weg is ook heel goed. Dat is fijn, want dan kunnen we morgen over de andere weg terug en hoeven we niet heen en weer over dezelfde weg. Nou, zo fijn is het dus helemaal niet, want meer dan de helft van de weg is een grote pokdalige puinhoop. Ok, fair enough, deze weg langs de Indusrivier is prachtig en de ondergaande zonnestralen tegen de roze bergwanden had ik niet willen missen. Maar toch balen we van deze onverwachte bilpartijmartelarij (mooi woord he) op het einde van een al lange dag. Over een uurtje moeten we echt wel bij ons dorpje zijn, anders wordt het donker en dan ben je helemaal gezien -of beter gezegd, ‘niet gezien’, want in een vallei van de Himalaya staan geen lantaarnpalen of anderszins levensreddende middelen -integendeel. Na heel wat kilometertjes stuiteren en een topsnelheid van nog geen 30 km per uur wordt het duidelijk dat we het niet meer gaan redden voor het donker. We vervloeken onze Indiase adviseurs en ik bedenk alvast het afscheidsbriefje die ik moet schrijven nog voor ik doodvries. Lieve mam, lieve pap, weet dat ik van jullie h… “Daar is een homestay” wijst Thomas ineens. Yes, gered van de ondergang. Een schattig meisje staat te zwaaien voor het raam en even later wenkt mama Pocahontas -toch wel- dat we welkom zijn. Ik wrijf in mijn ogen om zeker te weten dat dit geen fata morgana is. Maar als we even later aan de koekjes met thee op de gekleurde matrasjes (blijkt later onze bedden te zijn) zitten te drinken, ben ik overtuigd het echt is. Romantischer dan deze plek wordt het haast niet. Buiten spelen de kalfjes tikkertje rondom het huis (heus waar!), terwijl moeder Bella staat aan te kloppen bij de voordeur, vast ook opzoek naar een slaapplek voor haar gezin. Ondertussen wordt er goed voor ons gezorgd en eten voor het eerst gestoomde momo’s (groenten dumplings), een Tibetaans gerecht. Na het eten krijgen we een emmer warm water en een handdoek om ons op de te frissen. En niet zomaar een handdoek, nee eentje met de Mario Brothers erop. Dus even later wordt de natte neuzen van Mario en Luigi onder de zweetoksel de van Thomas gedept. En met onze lijfspreuk van de afgelopen dagen ‘niet schoon, toch fris’ kruipen we voldaan onder de stoffige dekens. Na een hoop gehoest en geproest verruil ik mijn pluche vijand voor mijn eigen lakenzak en val ik gelukkig alsnog in slaap.

Een paar uur later worden we wakker gebalkt door twee ezels, goedemorgen. Het is zeven uur. Ondanks ons plan om -tegen beter weten in- uit te slapen vandaag, zitten we toch rond half negen al op de motor. Eerst naar een shop, want mijn bagagerek heeft het gisteren begeven. Een stel dronken mannen -negen uur ’s ochtends is best een prima tijd om dronken te zijn- doen een poging om ons te helpen, maar uiteindelijk is het Thomas zelf die dat ding provisorisch repareert. Waar zou ik toch zonder hem zijn? In ieder geval niet op een motor op het dak van de wereld, op weg naar twee volgende meren. Eerst komen we bij de kleinste, de bergen met hun wit besneeuwde toppen weerspiegelen in het felblauwe water. Wij zijn alleen, helemaal alleen en we zijn er stil van. Na een poosje zwijgend genieten stappen we op onze brullende tanks, het grote meer ligt op ons te wachten. Een drietal wilde paarden in de berm, hun zwarte, bruine en witte vacht steken mooi af tegen de zandkleurige bergen. Dit is zo’n moment dat ik naar Thomas sein dat hij moet stoppen en ik mijn maatje Nikon tevoorschijn haal. Over seinen gesproken, Thomas en ik gebruiken voortdurend een gebarentaal tijdens het motorrijden. Is toch handig voor als je knipperlicht nog aanstaat (twee x kort toeteren), naar rechts wil (je vinger laag naar rechts wijzen), alles goed is (duim omhoog), een foto wil maken (met je wijsvinger buigen) of wil stoppen om te plassen (drie x kort toeteren). Dat plassen gaan doe je hier dus gewoon in de berm. Als je geluk hebt staat er een wc-hokje, maar dat is ook vaak niet meer dan een gat in de grond met een deur ervoor. Gezien het hier nogal wijds en uitgestrekt is, fungeert mijn Black Donkey dus regelmatig als mijn wc-deur. In de hoop dat er niemand aankomt -er rijdt hier gelukkig maar heel weinig verkeer- voorzie ik dan het droge zand van de broodnodige besproeiing of bemesting. Maar soms, als je pech hebt, komt er toch een bus aan die ineens heel dichtbij is en vol met toeristen met camera’s zit. En dat is het moment dat de ‘say cheese with peace’ schaamtevol verandert in een ‘say cheese with pies’. Ach, je hoort nauwelijks verschil. 
Dat is niet de enige pech die we vandaag hebben. We komen bij twee wegopenbrekingen aan, de ene is maar een klein stukje waar we uiteindelijk nog snel langs kunnen. Maar de andere is een complete aardsverscheuring van anderhalve meter diep en een paar meter breed die om meer geduld vraagt. Twee grote sjofels werken zich uit de naad om de uit z’n verband gerukte kier te dichten en een half uurtje later kunnen we ook daar weer overeen. Een ander kiertje, meer een kuiltje zorgt ervoor dat Thomas zijn voorwiel geen grip heeft waardoor hij onderuit schuift. Geen pretje. Dit is de tweede keer dat hij ongewenst afstapt (staan we eindelijk quitte) en hopelijk de laatste.
Maar dan is daar de pleister op de wonden, een groot blauw meer doemt op. Een grote blauwe spiegel ligt daar, in al haar glorie, te shinen tussen de hoogste bergen ter wereld. Des te kleiner lijkt het witte huisje waar we overnachten, niet meer dan een betonnen dobbelsteen met kamers. Gerund door een lief stokoud echtpaar die nog nooit van een douche gehoord hebben en het bestaan van een afwasmachine niet weten. We zijn in op onze bestemming Korzok aangekomen, een klein dorpje aan Tso Moriri Lake met een paar homestays, een klooster, stoepa’s, ezels, lieflachende mensen en gangstermonniken. Echt waar, de monniken met hun hippe pattas en Monster-petten zien er hipper uit dan de gemiddelde Utrechtse student.

Flats, een lepel dal wordt op mijn bord gekwakt, een klontje boter gaat in de thee (ielw) en de chiapati’s worden nog op het gaspitje opgewarmd. In de primitieve woonkeuken van ons holletje krijgen we stilzwijgend -onze gastgrootouders spreken geen woord Engels en geen woord met elkaar, wij ook niet- een lokaal gerecht voorgeschoteld. Je kan het amper een keuken noemen en ‘bewoonbaar’ is maar een relatief begrip heb ik ondertussen geleerd. Toch is het knus, de kleuren van de kussens maken het gezellig, de eenpitter houdt de boel warm en de pater des familias kan niet stoppen met trots glimlachen -trots op zijn vrouw, trots dat er eten is en trots op zijn gasten.

Terwijl ik het ontbijt regel, zadelt Thomas Dessert Storm en Black Donkey op. De taken zijn verdeeld. We maken ons klaar voor -helaas alweer- de laatste motorrit door de immense Himalaya. Dit keer gaan we over de tweede hoogste berijdbare pas ter wereld (5283m) en worden we hier en daar begroet door de wilde bewoners van de Himalaya. Bijzondere vogels met lange puntige snavels tjilpen ons gedag, Tibetaanse gazellen huppelen vrolijk voorbij -eigenlijk rennen ze doodsbang voor ons weg- en een grote bruine rasta beer of hond -heb nog steeds geen idee wat het is- ploft tijdens de lunch bij ons neer. Het laatste stuk weg is net een provinciale weg en Thomas komt op het idee om een wedstrijd te doen. 1 omdat hij van alles wedstrijdjes maakt en 2. omdat hij weet dat hij gaat winnen, gezien zijn motor meer inhoud heeft. Hij houdt in, komt naast me rijden en seint dan dat ik hem in de tweede versnelling moet zetten. Als we even hard rijden, telt Thomas met zijn vingers af geeft een peut gas en gaat ervandoor. Hij kijkt verbaasd om en vraagt zich af waarom ik geen gas gaf. Nou, lieve schat, ik reed de hele tijd al op m’n aller hardst.

Eindelijk weer thuis in Leh, eindelijk weer bij de BC en de kerstelf, de mustache is naar huis. We hunkeren naar een douche. Thomas gaat alvast, hij stinkt dan ook het hardst. Hij geniet van het warme water en sopt zich lekker in, maar dan is het ineens gedaan met het warme water en staat ie te bibberen als een kaalgeschoren schaap in de koude regen. Ik laat het arme schaap nog ff lijden voordat ik hulp ga zoeken, hij was net namelijk nogal onaardig tegen me -wat uiteraard totaal onterecht was en superzielig voor mij. Afijn, anderhalf uur later ;-) is m’n wraakhonger weer gestild, maak ik een eind aan deze koude oorlog en vraag ik de kerstelf om het warme water te fiksen.
Tijd voor vrede, tijd voor relaxen en tijd om een paar dagen te genieten van alles wat dit leuke stadje te bieden heeft. Om te beginnen kopen we onze favoriete yakkaas bij een leuk koffietentje. We zijn inmiddels vaste klant en raken aan de praat over het verbeteren van hun winkel. Ze vinden mijn ideeën leuk en vragen of ik ze kan uittekenen voor ze, dat doe ik maar al te graag. We kopen ook onze favoriete pure chocolade en koekjes -de laatste twee zijn een aantal maanden over de datum, net zoals al het droogvoer hier. Verder draaien we de broodnodige wasjes en laten onze schoenen poetsen door de schoenenpoetser van Leh. De jongeman met zijn poetsgerei passeren we elke dag en hij lacht altijd zeer vriendelijk naar ons. Later wordt duidelijk waarom als hij heel zwoel tegen Thomas zegt “you’ve such beautiful blue eyes”. Hij is trouwens de enige die vandaag aan het werk is, want verder is alles dicht. Na rondvragen blijkt dat dit een uiting van protest tegen het voorgenomen huwelijk tussen een Moslim en Boeddhist. De hele stad laat op deze manier weten dat ze het daar niet mee eens zijn, rigoureus.

Het laatste weekend voor ons hier in Leh is teven het laatste weekend van het toeristenseizoen hier. Vanwege de barkoude winters zijn omliggende gebieden niet toegankelijk en ligt alles hier de komende maanden stil. Maar nu is het nog even druk vanwege de jaarlijkse hardloopevenementen van Ladakh. Vandaag rennen er een hele groep sportgekkies 72 (!) kilometer door de Himalaya, de Khardung Challenge. Dat houdt in dat ze over die hoogste pas gaan, dus 32 fucking kilometer klimmen van 3600 naar 5600 meter hoogte (weet je nog, maar 50% zuurstof) en dan nog 40 kilometer dalen. Die sporen niet, zijn levensmoe. De snelste loper heeft een tijd van 6 uur een 20 minuten, dat haal ik op de motor nog niet eens. Er starten 350 lopers en er finishen er nog geen 100, de rest is dood neergevallen, kapotgevroren of krijgen een ingeving waar ze in Godsnaam mee bezig zijn.
Ook de marathon een dag later is een hele uitdaging, 42 kilometer op deze hoogte! Het zou me niet verbazen als een aantal renners gisteren de challenge nog liepen en vandaag de marathon gebruiken voor een chille cooling down. Het is toch bizar, ik moet al aan het zuurstof als we de drie kilometer vanaf ons hotel naar de finish sjokken. En heb ook mega dikke vochtvingers, damn, de enige dunne onderdelen van mijn lijf zijn nu ook dik. Sjonge, het aanmoedigen van lopers is echt afzien. Het schrijven van zo’n ellenlang verhaal overigens ook en het lezen waarschijnlijk nog meer. Chapeau!

(hoge) Bergen knuffels van ons

Lieve oma, dit was het mooiste en indrukwekkendste avontuur tot nu van onze reis. De foto’s zijn ook echt heel mooi! Alle kleuren op de foto’s zijn zo intens dat ze haast bewerkt lijken.



- Men in black = Een film die gaat over een geheime overheidsorganisatie genaamd de MenInBlack, die tot doel heeft om buitenaardsen die in het geheim op aarde leven in de gaten te houden. Ze moeten zorgen dat niemand het bestaan van hen ontdekt. Buitenaardsen die zich goed gedragen, laten ze met rust en eventuele buitenaardse criminelen worden gearresteerd. De agenten hebben geen identiteit en bestaan voor de wereld in feite niet. Ze gebruiken hightech wapens en geheugenwissers om hun werk te doen. De agenten gaan altijd gekleed in zwarte pakken en dragen zonnebrillen.

- Wikipedia (afk. Wiki) = een encyclopedie op internet. Het bovenstaand stukje over Men in Black, heb ik overgeschreven van Wikipedia.

- Royal Enfield = merk van de motoren die we gehuurd hebben.

- Victoria Falls = hele grote watervallen in Zambia, waar ik in 2010 met Eva geweest ben.

- Ray-Ban = merk van mijn zonnebril

- BC = afkorting van Blok Coördinator, dat is een functie van mijn werk, een soort teamleider.

- Mustache = snor

- Dumplings = gestoomde stukjes bladerdeeg gevuld met groenten

- Mario Brothers = twee figuren, Mario en Luigi van een computerspel

- Patta’s = schoenen

- Monster-petten = petten van het merk Monster

Foto’s

8 Reacties

  1. Cora:
    24 september 2017
    Wow, ik heb ademloos (beetje meevoelen met het zuurstof gebrek) onder dekens (lekker warm, maar meer omdat ik aardslui ben) heel jullie avontuur beleefd. Waanzinnig episch mooi!!
    Floortje Dessing....eat you heart out.
  2. Linda:
    24 september 2017
    Wat moet dat gaaf geweest zijn! Ook zo leuk hoe gedetailleerd je schrijft. Daardoor is het zo goed voor te stellen hoe het was.
  3. Maartje Blokland:
    24 september 2017
    Fantastisch! Hoe stoer en geweldig! Zo fijn om te lezen en beleven vanuit mijn stoel hier. Echt top, bedankt en ik kijk uit naar je volgende verhaal😘
  4. Gert-Jan:
    24 september 2017
    Fantastisch verhaal, ik heb net dit weekend de twee vrienden gesproken met wie ik in 2002 van Amritsar via Manali naar Leh ben gefietst en toen terug naar Chandigar, of we het niet nog een keertje moeten overdoen...
  5. Dominique:
    24 september 2017
    Wat een verhaal weer zeg! En wat een mooie foto's. Die foto's met die kinderen staan jullie ook goed :-)
  6. Henny:
    24 september 2017
    Het is weer allemaal fantastisch en ongelooooooflijk om te lezen. Ik probeer vaak om een plaatje te scheppen bij jullie verhalen maar dat lukt me nog steeds niet haha. Ik kijk weer uit naar jullie volgende verhaal. Dag schatjes
  7. Arie:
    28 september 2017
    Ik heb weer van je verhaal genoten. De Dom in Utreg wacht op je bezoek. Volgens mij ben je in een kwartier boven.
  8. Elly:
    29 september 2017
    Zo fijn je weer even gesproken te hebben, ff je stem horen. 😘
    Wauw. Wat een avontuurlijk verhaal weer. Wat maken jullie toch heel veel moois mee. Ach en als stoere hollanders kunnen jullie wel tegen een koud stootje en met minder zuurstof doen jullie ook niet moeilijk. En het scheelt dat jullie zo'n getraind lijf hebben dat echt niets jullie tegenhoudt. 😜
    Maar dit moedertje is heel blij dat elk avontuur goed afloopt. En dan die foto's wauw wauw super.
    Bij jullie gaat regelmatig het dak er af maar dit hoogste dak was er 1 van" the roof is on fire"
    Liefs van mij en als ik dit verhaal lees zitten wij in Schmochtitz, ook mooi en genieten volop.
    Eind sept, in de korte broek op de fiets gaan we heuvel op en heuvel af. Hebben ruim 200.000 eikels bij elkaar geharkt in de " tuin" van Claudia. Je vader denkt al aan een eikelpiercing 😍 en het toppunt van herfst is : naast een eikel wakker worden 😂 En Claudia heeft ons al een trofee beloofd: een gouden eikel. Dus ook hier is er volop vermaak. Tot het volgende verhaal, liefs.